|
De verf van Van EyckVóór de uitvinding van olieverf werd tempera gebruikt voor schilderijen en het verluchten van manuscripten. Iconen worden traditiegetrouw nog steeds met tempera geschilderd. De meest gebruikte tempera is de eitempera. Boeken zijn er over vol geschreven, maar pas aan het eind van de vorige eeuw kon het geheim definitief ontraadseld worden. Dankzij natuurwetenschappelijk onderzoek waarbij speldenprik-kleine stukjes verf uit Jan Van Eycks schilderijen onder een microscoop werden gelegd en er chemische proeven mee werden gedaan. Technisch meesterschap |
|
Het geheim van Van Eyck"Vanaf het begin van de 15de eeuw maakten veel kunstenaars in het Westen gebruik van optische instrumenten -spiegels en lenzen (of een combinatie daarvan)- om projecties naar het leven tot stand te brengen." Aan het woord is de beroemde hedendaagse Engelse schilder, graficus en fotograaf David Hockney. In zijn boek brengt hij verslag uit van zijn zoektocht naar de "verloren gegane technieken en de geheime kennis van de Oude Meesters". Een verslag dat onder kunsthistorici veel opzien baarde. Hockney storrte zich in de Europese kunstgeschiedenis. Met kleurkopieën van schilderijen tovert hij een lange muur in zijn studio om in een geïllustreerde tijdbalk, met de werken van Noord-Europese schilders boven en die van Zuid-Europese onder. Het valt hem op dat de overgang naar een meer 'fotografische' manier van schilderen heel plotseling optreedt, zo rond 1420-1430. Opeens zijn portretten zoals die van Jan van Eyck veel levensechter, worden de ingewikkelde patronen in geplooide stoffen volmaakt weergegeven en lijken de schilders geen problemen meer te hebben met de perspectivische vertekening van voorwerpen. Daar moet volgens hem een technische innovatie aan ten grondslag hebben gelegen: hij vermoedt dat ze op een of andere manier gebruik hebben gemaakt van lenzen om een voorstelling te projecteren. Camera obscura.pdf |